Please select a page for the Contact Slideout in Theme Options > Header Options

Woonlastenverzekering

6 december 2021

Woonlastenverzekering

Een ‘standaard’ arbeidsongeschiktheidsverzekering is bedoeld voor zelfstandige ondernemers en zorgt voor een financieel vangnet als door arbeidsongeschiktheid niet of minder kan worden gewerkt.

Maar er zijn ook verzekeringsproducten op de markt voor eigen woningbezitters in loondienst, die het risico op inkomensachteruitgang extra – in aanvulling op ons stelsel van sociale zekerheid – willen afdekken. Die verzekeringen bieden dekking bij arbeidsongeschiktheid en/of werkloosheid en voorzien vaak in uitkering in de vorm van een vast bedrag per maand om daarmee de woonlasten door te kunnen blijven betalen. Zo’n verzekering wordt vaak aangeboden onder de naam woonlastenverzekering.

Ook bij het afsluiten of wijzigen van woonlastenverzekeringen worden door de verzekeraar vragen gesteld aan de verzekerde om het risico in kaart te brengen. Het zal dan ook niemand verbazen dat – net als bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen – óók bij woonlastenverzekeringen veel geschillen gaan over de vraag of die vragen wel op de juiste wij door de verzekerde zijn beantwoord (de mededelingsplicht van artikel 7:928-930 BW) en of op die grond later uitkering mag worden geweigerd.

Onderstaand geval gaat over een verzekerde (in loondienst) die niet alleen een woonlastenverzekering wilde met dekking voor arbeidsongeschiktheid, maar ook bij werkloosheid. Een van de vragen die de verzekeraar (althans gevolmachtigde) aan de verzekerde stelde bij het wijzigen van de verzekeringsdekking was dan ook: “is er kennis van een dreigend ontslag?”. Die vraag is door de verzekerde destijds met “nee” beantwoord.

Daarover is later, toen de verzekerde aanspraak maakte op uitkering wegens werkloosheid, discussie ontstaan. Had die vraag niet met “ja” beantwoord moeten worden? De verzekeraar zou dan (vanzelfsprekend) géén dekking voor werkloosheid hebben aangeboden. De verzekeraar verwijst naar een verklaring van de voormalig werkgever. De verzekerde verwijst op haar beurt naar berichten tussen haar en haar voormalig werkgever, waaruit zou blijken dat bij het beantwoorden van de relevante vraag van een dreigend ontslag nog echt geen sprake was.

Helaas heeft de Geschillencommissie van het Kifid over deze zaak geoordeeld door middel van een mondelinge uitspraak, die slechts in verkorte vorm is vastgelegd. We kunnen dus niet teruglezen wát de voormalig werkgever dan exact zou hebben verklaard, wat er in de berichten stond en waarom de werkgever zijn verklaring heeft willen intrekken. Maar de uitkomst is wel dat de verzekerde in het gelijk wordt gesteld: de verzekeraar moet bewijzen dat de mededelingsplicht zou zijn geschonden en is daarin wat betreft de Geschillencommissie níet geslaagd.

https://www.kifid.nl/wp-content/uploads/2021/09/Mondelinge-uitspraak-2021-0807-Bindend.pdf